Je kunt eigenlijk niets leukers in je tuin hebben dan broedende vogels. Je ziet ze je de omgeving verkennen, een nestje bouwen, en af- en aanvliegen met voer voor de jonkies. Totdat die uitvliegen heb je constant bezigheid, getjilp en leven in je tuin!
De beste manier om vogels naar jouw tuin toe te trekken is natuurlijk met een vogelhuisje, waar ze graag in gaan broeden. Lees hier hoe je het allerbeste vogelhuisje voor je tuin uitkiest.
Onze favoriete vogelhuisjes
Stem een vogelhuisje af op de vogelsoort
Niet elke vogel heeft dezelfde behoeftes als het op nestelen aankomt. Vogels die vooral in open bossen leven, maken hun nesten graag in holle bomen. Een gesloten vogelhuisje met één opening bootst zo’n holle boom na. Met een gesloten vogelhuisje trek je de drukke pimpel- en koolmezen en het elegante winterkoninkje aan. Een grotere gesloten nestkast biedt een veilige plek aan spechten, duiven – en als je echt geluk hebt aan uilen.
Mussen, spreeuwen en zwaluwen vinden het fijn om in kolonies te broeden. Een speciale mussenflat kan meerdere paartjes van deze vogels aantrekken. Maar je kunt ook een paar gewone vogelhuisjes op een rij hangen met wat tussenruimte!
Al deze vogels zijn heel kritisch als ze een broedplek uitkiezen. Ze zoeken namelijk een holte met een ingang waar ze nét doorheen passen – zo beschermen ze hun eieren en jongen tegen grotere roofdieren. Door een huisje met de juiste invliegopening te kiezen lok je dus jouw favoriete vogelsoort! Hier zie je aan welke doorsnedes van de invliegopening verschillende vogels de voorkeur geven.
- 28 mm – winterkoning, pimpelmees en zwarte mees
- 32 mm – koolmees en kuifmees
- 34 mm – mus, boomklever, vliegenvanger
- 45 mm – spreeuw, grote bonte specht
- 80 mm – duif, kauw, steenuil
- 130 mm – bosuil
- 200 mm – kerkuil
Andere vogels maken hun nest in dikke struiken. Je kan die aantrekken door een halfopen vogelhuisje op een beschutte plek op te hangen. De mooie kwikstaarten, het prachtige roodborstje en de merel komen daar op af. Voor hen is de grootte van de invliegopening minder belangrijk.
Sommige vogels nesten liever in spleten en kieren. Er zijn speciale vogelhuisjes die deze dieren aantrekken. Dan loop je de kans om bijzondere vogelsoorten zoals de gierzwaluw, de gekraagde roodstaart en de grappige hupsende boomkruiper in je tuin te krijgen. Ook de nuttige vleermuis kan zich daarin vestigen.
Kies een vogelhuisje van mooi materiaal
Wat voor materiaal zou je moeten kiezen voor je vogelhuisje? Hout of riet is duurzaam en ziet er leuk uit. Na een paar seizoenen in weer of wind gaat het huisje vaak wel schimmelen of rotten. Een (met milieuvriendelijke verf) gelakt of geschilderd huisje gaat langer mee. Dat geldt ook voor eentje dat afgedekt is met metaal, kunststof of bitumen. Sommige duurdere houtsoorten zoals Douglas zitten vol hars en zijn beter bestand tegen vocht.
Kunststof is een alternatief dat lang meegaat, en makkelijk schoon te maken is – maar niet iedereen vindt kunststof vogelhuisjes mooi. Verder zijn er ook ‘vogelpotten’ van aardewerk – slijtvast maar breekbaar.
Voor de rest kan je een design kiezen dat mooi aansluit bij de tuin. Voor de vogels is vooral het formaat van de opening van belang. Voel je dus vrij om een traditioneel huisje te kiezen, een driehoekig of vierkant model, of iets dat nog speelser is. Veel houten kastjes zijn naturel uitgevoerd, maar sommige zijn in vrolijke pastelkleuren of felle tinten geschilderd. Je bent helemaal vrij om daarin jouw favoriete vogelhuisje te kiezen.
Een vogelhuisje komt door het broeden vol te liggen met troep – veren, nestmateriaal, en eierschalen. Het is handig om een huisje te kiezen dat je na het broedseizoen makkelijk schoon kan maken, bijvoorbeeld met een opklapbaar dakje of draaibare wand. Een extra tip – er zijn ook vogelhuisjes met een spiegeltje of een (plexi)glazen wand, waardoor je de jonkies af en toe voorzichtig kunt bekijken! Wil je je tuin helemaal in een vogelparadijs omtoveren? Voorzie dan zeker ook een vogelbadje!
